24 apr Verslag Arthur Brand
Dinsdag 24 april kwam Arthur Brand ons bijpraten over verschillende zaken in de wereld van het roven en het vervalsen van kunstvoorwerpen. Buiten kijf staat dat we de beste vervalser niet kunnen ontdekken. Wél ontdekte vervalsers zitten dus net een treedje lager en lopen de kans om terecht gesnapt te worden.
Zijn fascinatie voor dit vak is ontstaan tijdens een vakantie in Andalusië vlak na het behalen van het diploma middelbare school aan het GGC te Deventer. Tot zijn grote blijdschap zag hij verschillende leerkrachten uit die periode waar hij zo enorm goede herinneringen aan heeft en ook nog om advies vroeg aan voormalig leraar Nederlands Paul Eggermont of de verleden tijd van meten inderdaad ‘mat’ was. Dat bracht ontspanning. Het in zijn hand hebben van een (illegaal opgegraven) Romeinse munt tijdens een dag archeologisch spitten met zigeuners in de bergen van Andalusië, was hét moment om zich verder te begeven in zaken rond kunst en alle illegale handeling die met dit vak mogelijk zijn. Op iedere archeoloog zijn 400 illegale schatgravers.
Arthur wil kunstcriminelen ontmaskeren. Deze zijn in tegenstelling tot drugscriminelen vaak goed opgeleid, spreken meerdere talen, vermoorden (vrijwel) niemand, zijn meestal het zwarte schaap van de familie en/of voelen zich miskend op hun vakgebied dat raakt aan het kunstenaarschap.
Een aangevraagd bezoek aan de grootste vervalser Michel van Rijn in Londen bracht Arthur als onderzoeker meteen boven in de piramide van kunstvervalsers. Het is de op twee na hoogste criminele organisatie ter wereld. Zo was Van Rijn volgens Scotland Yard verantwoordelijk voor 90% van de vervalsingen binnen de kunstwereld.
Alberto Giacometti (1901-1966).
Deze beeldhouwer had met zijn zus als model op een bepaald moment zijn eigen ‘taal’ in de beeldhouwkunst gevonden. Lange magere beeldjes van brons die enorm gewild waren. Een beeldje, waarvan de volledige herkomst was terug te leiden naar de kunstenaar zelf, leverde laatst op een veiling 104 miljoen euro op! Een enkele hapering in deze afkomst geeft meteen al een flinke knauw in de waarde.
Plotseling kwamen er teveel beeldjes op de markt. Arthur bedacht een plan om iemand uit de kring waarin de beeldjes gemaakt werden te laten toehappen op zijn aanbod. Hij deed zich voor als een intermediair van een Russische verzamelaar die tegen welke prijs dan ook beeldjes van Giacometti wilden vergaren. Na bijna de moed te hebben opgegeven wordt er gereageerd uit Arnhem: meneer Robert Driessen. Arthur maakt een afspraak. Driessen zegt dat hij de beelden heeft gekocht van Diego Giacometti vóór de periode van de grote vervalsingen. Die had ze op zijn beurt weer als afdankertjes van Alberto gekregen omdat ze niet voldeden aan Alberto’s verwachtingen. Maar Arthur vraagt of hij uit naam van de Russische verzamelaar een aantal foto’s mag maken van de beelden. In die sessie lukt het hem ook de Arnhemmer via spiegeling in de buitenruit op de foto te krijgen. Daarmee werd Driessen ontmaskerd en wist dat zijn zaak handel voorbij was. Hij vluchtte naar Thailand. De Nederlandse politie had, in tegenstelling tot de Duitse collegae, geen interesse.
De loods van Driessen stond vol met honderden beelden die zeker een waarde hadden van een miljard euro. De veroordeling vond plaats in Duitsland en Arthur heeft nog dagelijks contact met Driessen die alles kwijt is.
Even een tussendoortje voor we het volgende verhaal behandelen. De kunsthandel is geen exacte wetenschap. Experts willen (mogelijk voor een tegenprestatie) hun visie op een kunstwerk geven waardoor een vervalsing moeilijk is te achterhalen. Zo zal een middelmatig schilderij uit de Gouden Eeuw dat ooit voor 10.000 euro is aangeschaft met een uitspraak van een expert waarin gdacht wordt dat het werk mogelijk van een leerling van Rembrandt is, opeens gaan stijgen naar 100.000 euro. Als er vervolgens wordt bevestigd door een volgende expert dat je Rembrandt aan het doek heeft meegewerkt, dan explodeert de waarde opeens naar 5 miljoen euro!
Het Kubisme en Picasso (1881-1973)
In 1907 kwam Picasso met een revolutionair werk: ‘ Les Mademoiselles d’Avignon’, waarop een aantal prostituees in de straten van Barcelona. Deze nieuw ingeslagen kunststroming wordt Kubismne genoemd waarvan Picasso de ontdekker en eerste beoefenaar was. Het inzetten van deze techniek bleek later gekoppeld te kunnen worden aan een roof uit Louvre Museum. De twee – in 1907 ontvreemde – Iberische beeldjes met gehoekte gezichtsdelen bleken, zoals de vrouw van Picasso later bevestigd heeft, gezien te zijn door Picasso die daarop geïnspireerd aan de slag is gegaan met zijn eerste kubistische schilderij.
Fernand Leger (1881-1955)
Een andere techniek om een vervalsing te achterhalen werd duidelijk aan de hand van een schilderij van Fernand Leger. Hij heeft o.a. in het Guggenheim in New York het werk ‘Contrast of Forms’ hangen dat dateert uit 1913. Rond 1913 had Leger in zijn ontwikkeling een crestieve periode die enorm aansloeg bij het publiek en dus kostbare werken opleverde. Rond 1970 wordt er een nieuw werk uit die periode gevonden. Men twijfelt over de echtheid en past een nieuwe techniek toe op het canvas.
Vanaf 1950 zijn er met regelmaat atoombomproeven gedaan waarvan het radio-actieve Koolstof in Koolzuur, weergegeven als 14CO2 zich over de aarde verspreid en zich in de loop van de jaren opstapelt in de gewassen en dus in de grondstof waar canvas van gemaakt wordt.
Er werden 110 radioactieve eenheden gemeten. Als je die op de Y-as van de grafiek aantekent en dan horizontaal een lijn trekt naar het punt waar de grafiek wordt geraakt en dan op de X-as het jaartal zoekt dan zien we dat dit canvas uit 1959 komt! Dat is dus vier jaar ná het overlijden van de schilder en dus ook niet uit de glorieperiode van hem (1913). De vervalsing was dus bewezen.
Collectie Flechtheim
De Duitser Alfred Flechtheim (1878-1937 te Londen) was Jood en verzamelaar van moderne kunst in de jaren 30 van de vorige eeuw. Toen het hem in 1933 te heet onder de voeten werd en naar Parijs vertrok, heeft hij zijn buurman Werner Jäger gevraagd zijn collectie te beheren. Tientallen jaren later duikt er plots een zekere Hélène op. Zij is een ‘kleindochter’ van Jäger en heeft totaal geen interesse in de kunstwerken en wil een goedwillende geïnteresseerde kunsthandelaar al het werk verkopen. Deze man ziet dat hij goud in handen heeft en wil er ook een goede prijs voor betalen. Werken van Heinrich Campendonk en Max Ernst gaan voor miljoenen van de hand.
Maar toch is er twijfel. Deze wordt in eerste instantie weggenomen door een ‘authentieke’ foto van de grootmoeder van Hélène genomen in een kamer vol met schilderijen van de collectie die nu voor het grijpen lag.
Met een werk van Van Campendonk (1889-1957) viel plots het doek voor de misleiders / oplichters. Een sticker met de naam van Flechtheim op de achterkant van de lijst was net wat te nieuw ondanks de aangebrachte koffievlekken. Onderzoek naar de gebruikte verf leverde op dat Titanium-wit gebruikt was, een pigment dat in de 30-er jaren van de 20ste eeuw nog niet bestond. De naïef ogende Hélène bleek zelf de grootmoeder te zijn op de foto die met een oude camera en een oud filmpje gemaakt was. Haar man Wolfgang Beltracchi was een miskende kunstenaar die alle ‘moderne’ werken zelf geschilderd had en zijn werken waren in de huiskamer van Oma uitgesteld om de combinatie met de schilderijen zo authentiek mogelijk te laten overkomen. Het koppel werd niet verguisd maar als helden gezien omdat het de mensen in de opgeklopte kunstwereld te kakken had gezet. De boeken die Wolfgang over deze zaak schreef en waarvan ook een film gemaakt werd, bleken een groot succes.
Ik denk dat u nu voldoende geprikkeld bent om vanaf 17 juli de zesdelige TV-serie bij Omroep MAX op NPO II te gaan zien waarin Arthur o.a. de roof uit het West-Fries Museum zal toelichten en nog vijf andere spannende zaken!
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.