03 mei Jozef Israëls: 50 fotogravures uit 1904
Een korte introductie
Achterkleinzoon Chris van Weel kwam ons op 26 april 2022 bijpraten over deze fotogravures die ter gelegenheid van de 80ste verjaardag door de Nijmeegse uitgeverij Gebroeders Cohen aan de beroemde schilder werd aangeboden. De werken zijn deze maand tot en met 8 juni te zien in de synagoge van Enschedé. Een mooie gelegenheid om naast deze collectie ook dit indrukwekkende gebouw te bewonderen. Na 8 juni krijgt u nog de gelegenheid om ze te zien in de synagoge van Coevorden. Jozef Israëls (Groningen 27-01-1824 – Scheveningen 12-08-1911) was getrouwd met Aleida Schaap (Groningen 1843 – Den Haag 1894) en zij hadden twee kinderen: Isaac en Mathilde. De laatstgenoemde was de grootmoeder van onze spreker.
Hoe kwam de map uit 1904 opeens weer naar voren?
Tijdens een bezoek van de spreker aan de synagoge van Groningen (immers de geboortestad van het koppel Israëls-Schaap), kwam het werk van Jozef ter sprake en dat was de aanleiding om die, tot dan toe ietwat verstofte jubileumsmap met zijn fotogravures, weer eens goed onder de aandacht te brengen. Een tentoonstelling in de synagoge aldaar was het resultaat.
Map met fotogravures
Normaliter werden mensen gehuldigd tgv hun 70ste verjaardag, maar omdat Aleida in dat jaar overleed, heeft de huldiging tien jaar later plaats gevonden en toen met de presentatie van de map. Vriend Hendrik Willem Mesdag (Groningen 1831-Den Haag 1915) was de grote organisator van dit feest. Hij was net als Jozef afkomstig uit Groningen. Bij Pulchri in Den Haag was de uitreiking waarbij een overbezette premier tussen al zijn activiteiten door nog gauw het Commandeurschap van de Nederlandse Leeuw aan Jozef kon uitreiken.
De inhoud van de map geeft als een bloemlezing de ontwikkeling van deze grote schilder weer. De techniek die gebruikt is, was ook nieuw. De fotografie stond nog redelijk in de kinderschoenen en kon alleen worden gebruikt als een uitgangspunt van het eindresultaat. Het negatief werd ingezet om een meer gedetailleerde uitwerking te krijgen. Een goede schaduwwerking was nodig om op de gravure meer diepte te krijgen die je op het doek zou halen door een meer of minder pasteuse verftechniek. Bij de productie van de afbeeldingen controleert Jozef heel goed of de werken worden gedrukt zoals hij ze ontworpen had.
Zijn carrière in vogelvlucht
In 1796 hadden de Joden het Nederlands Staatsburgerschap gekregen waarmee eerst de welgestelden en later ook de bredere lagen van de joodse bevolking toegang kregen tot het maatschappelijk leven. Met dit in het achterhoofd, ging Jozef – net als Mesdag – niet voor een specifiek joods beroep, maar beide kozen ze om kunstschilder te worden. Jozef ging naar het atelier van Kruseman waarna de tocht zich voortzetten naar Parijs (1845-1847). Daar zag hij het romanticistische werk van Ary Scheffer en van de kunstgroep Barbizon. Zijn stijl was gevormd:
Het portretteren van het dagelijks leven; de zwoeger, de tobber, het harde leven van de visser en de boeren en tegen het eind van zijn carriere kwam daar nog de joodse thematiek bij. Jozef ontsloot een wereld die de cosmopolitische wereld niet kende. Na even terug te zijn geweest in Amsterdam vertrok Jozef in 1871 naar Den Haag waar hij bevriend raakte met Mesdag.
Thema’s: Dood, vissers, tobben.
Een eerste voorbeeld is het schilderij met de titel: ‘Langs moeders graf’ uit 1856. Dit maakte hij tijdens een verblijf in Zandvoort (zie foto 01).
We zien een arme visser, niet mooier dan hij is, met vuile voeten op een donker doek. Hij loopt met zijn kinderen langs het graf van zijn vrouw, hun moeder. Bij het aanschouwen ervaart de kijker een triest gevoel. Nicolaas Beets schreef er in 1872 een gedicht bij waarvan hier het eerste van de drie coupletten wordt getoond:
‘t Was de eerste thuiskomst na haar sterven;
We haalden hem van boord.
Hij pakte ons honderd werven,
Maar sprak geen enkel woord.
Een tijd lang stond hij in gedachten
En zag ons zwijgend aan;
Op eenmaal kreeg hij moed en krachten,
En zeide: ”Laat ons gaan”
Het originele schilderij is in het bezit van het Stedelijk Museum in Amsterdam maar als langdurige bruikleen te zien in het Groninger Museum. In die stad is sinds 1922 op het Hereplein ook een driedimensionaal beeld van dit werk te zien. Uit 1872 stamt het werk ‘Kinderen der Zee’,dat hij op het strand van Scheveningen maakte (zie foto 02).
Met dit werk toont Israels zijn boodschap aan de kijker. Het aandoenlijke viertal heeft het zwaar te verduren. Zeker de oudste jongen die de last van hun toekomst met zich mee draagt door te weten welke drama’s er zich kunnen afspelen voor de vissers op de woeste zee. Het schamele speelgoed en armoedige kleding doordringt ons dan met een wolk van armoede en treurnis. Dit werk staat in schril contrast met een strandleven dat Isaac Israëls (zoon van Jozef) maakte tussen 1898 en 1902 en dat nu in het Kunstmuseum hangt (zie foto 03).
We zien hier kinderen van de gegoede burgerij ezeltje rijden in mooie kleren op een zonnige dag. Je voelt ze zorgeloos genieten van een heerlijk dagje uit aan het strand.
Het schilderij ‘Niets meer’ uit 1881 toont ook weer het thema van de dood. Jozef heeft hier zo lang aan zitten schaven dat zijn vrouw ervoor heeft gezorgd dat het naar de opslag verdween (zie foto 04).
De auteur Jan Veth, die een begeleidend schrijven bij de jubileummap had verzorgd, meldde daarin dat er nog een jongetje op de rechter zijde van het bed had gezeten, maar door Jozef niet goed genoeg werd gevonden. Een copie van het schilderij gemaakt vóór het vewijderen van dit jongetje, leverde het bewijs voor deze bewering.
Joodse thematiek
In 1894 overleed zijn vrouw. Zij leidde het atelier aan de Koninginnegracht 102 in Den Haag waar veel kunstverzamelaars langs kwamen. Zijn zoon en dochter trokken hem door deze periode heen evenals zijn vriend Frans Erens.
In 1897-1898 maakte hij een reis naar Spanje en Tanger, waar hij een oude man trof en diens huis betrad. Jozef zag hem zitten werken en het bijzondere was dat beide mannen in het Hebreeuws met elkaar konden communiceren (zie foto 05).
Deze ontmoeting mondde uit in het werk ‘De joodse wetschrijver’ (1902) dat zich nu in het Kröller-Müller Museum bevindt. In 1903 volgde nog het werk ‘Joodse bruiloft’. Jozef overleed in 1911 te Scheveningen.
Als we de werken uit de jubileummap bekijken dan kunnen we over het algemeen stellen dat de meeste daarvan naar Engeland en de Verenigde Staten zijn gegaan en dat ze zich nu veelal in depots bevinden met af en toe een lichte opleving in de veilinghandel.
Paul Brinkmann
Sorry, the comment form is closed at this time.