
10 dec Velazques – Rembrandt door Frederike Upmeijer
Frederike Upmeijer stelde aan het begin van haar lezing zichzelf en ons meteen de vraag: ‘Wat zou het effect zijn geweest als beide schilders elkaar zouden hebben geportretteerd?’
Opvallend is dat beide schilders in de hier getoonde zelfportretten dezelfde kleuren hebben gebruikt en ook dat ze beiden een platte kraag dragen terwijl een molenkraag in de Nederlanden meer voor kwam. Beide schilders zijn geboren in de tweede helft van de 80-jarige oorlog, leefden tot in de 60-jaren van de 17de eeuw en hebben elkaar nooit ontmoet. Nederland was in een onafhankelijkheidsstrijd verwikkeld met Spanje, het land dat deze 80 jaar nauwelijks tot niet in de geschiedenisboekjes heeft opgenomen.
Diego Velazquez (Sevilla 1599- Madrid 1660) zijn eerste leermeester was Francisco Pacheco, die hem de stijl van maken van stillevens en gebeurtenissen op straat bij bracht. Velazquez trouwde op 19 jarige leeftijd diens dochter. In de loop van het verhaal blijkt dat door de invloed van de schilders uit de Vlaamse gouden eeuw (Vlaanderen was en bleef een onderdeel van het Katholieke Spaanse Rijk) en zijn reis naar het Koninkrijk Napels – dat toen ook tot het Spaanse Rijk behoorde – zijn oeuvre verbreedt door het maken van ‘Keukenstukken’ (Bodegóns) respectievelijk schilderijen in de stijl van Caravaggio die naar Napels was gevlucht.
Het keukenstuk op de tentoonstelling heeft de titel ‘Een oude vrouw die eieren bakt’ uit 1618 en is afkomstig uit de National Gallery in Edinburgh. Kenmerkend voor het werk van Caravaggio is dat hij grote doeken maakte waarin via een onzichtbare lichtbron het accent overduidelijk wordt gelegd op de handeling of de persoon die centraal staat in het te vertellen verhaal. Met zijn ‘licht en donker’-spel maakt de kijker dat moment mee.
Een reis naar Napels was Velazquez ingegeven door Rubens die in de Chiesa Nuova van Rome de ‘Kruisafname’ van Caravaggio had gezien. Dat werk was bij terugkeer in Antwerpen voor Rubens de inspiratie om zijn ‘ Kruisafname’ in de Onze Lieve Vrouwe Kathedraal van Antwerpen te schilderen. Van de daarvan gemaakte etsen kwam ook een exemplaar bij Rembrandt (Leiden 1606- Amsterdam 1669) terecht die de Nederlanden nooit verlaten heeft. Een andere weg waardoor Rembrandt in contact kwam met de Caravaggistische invloed vanuit Italië is waarschijnlijk het ervaren van de werken van Hendrick ter Brugghen (1588-1629). Vanuit de Italiaanse periode van landschapsschilder Pieter Lastman leerde Rembrandt om naast zijn goede techniek vooral ook verhalen te vertellen met zijn penseel. Een kenmerk van de Barok. Die kundigheid zien we ook bij Velazquez.
Ook ontstaat er een drang om de kijker een illusie voor te schotelen. Hierbij krijgt de kijker het gevoel dat het getoonde beeld deel uit maakt van de ruimte waarin hij zichzelf bevindt. We spreken van Illusionisme. Een verhaal vertellend werk van zowel Velazquez als Rembrandt gaan we even naast elkaar bekijken. Bij het schilderij van Velazquez zien we dat Apollo verschijnt in de Smidse van Vulcanus (1629-1630). Dit werk is voltooid na zijn eerste reis naar Italië. De arbeiders kijken verschrikt op. De gouden stralenkrans laat zien wie de hoofdpersoon van het verhaal is. De belichting is hier nog gelijkmatig over het hele doek.
Een soortgelijk groepsportret kennen we als ‘De Staalmeesters’ van Rembrandt uit 1662. Hier worden de mannen die stoffen keuren verrast door iemand die hun ruimte binnen komt. Het lage perspectief en de naar voren stekende punt van de tafel met het daarop liggende kleed wekken de illusie dat jij als kijker misschien wel de binnenkomende persoon bent.
Daarnaast zien we dat Velazquez een levenslange betrekking heeft gehad bij de absoluut monarch Filips IV, terwijl Rembrandt op het moment dat hij in opdracht van Stadhouder Frederik Hendrik een serie van het lijden van Christus mag maken, door kunsthandelaar Van Uylenburgh naar Amsterdam wordt geroepen met portretopdrachten van de gegoede burgerij.
We kennen allemaal “De Nachtwacht” van Rembrandt. Dit werk was in opdracht van de Kloveniersgilde door Rembrandt gemaakt en was aan de linker zijde in de originele versie nog groter waardoor het kleine uitgelichte meisje in het midden stond. Zij draagt om haar middel een kip met de klauwen omhoog. Daarmee symboliseert zij de opdrachtgever: De Klauweniers of te wel de Kloveniers. Ook op dit doek zijn weer vele verhalen weergegeven. “De Nachtwacht” van het Prado is Velazquez zijn schilderij “De Overgave van Breda” .
Dit Spaanse feit is een van de weinige zaken die de Spanjaarden weten over de 80-jarige oorlog. De autocratische Koning Filips IV wenst in zijn nieuw te bouwen paleis een lange galerij voor ontvangsten waarin de grootste veroveringen van Spanje worden tentoongesteld. Wij zien rechts een meer dan goed georganiseerde legermacht staan met de lansen allemaal keurig in dezelfde verticale houding, terwijl een nederige Justinus van Nassau de sleutel van de bijna uitgehongerde stad overhandigt aan de Spaanse bevelhebber. Zijn groepje soldaten is rommelig neergezet en de weergave van de stad Breda (een rokende stad liggend in de heuvels) verraadt meteen dat de schilder Velazquez nooit in deze stad is geweest. Deze overgave heeft geduurd van 5 juni 1625 tot 1637. Dit historische werk was alleen te zien op de tentoonstelling in Madrid en niet in Amsterdam.
Tussendoor liet Frederike ons nog meegenieten van haar kennis over een stilleven. Op een werk van Francisco de Zurbaran (1598-1664 en dus een tijdgenoot van Velazquez) zien we een tinnen bord waarbij op de linker rand een witte bloem ligt en op het rechter deel van de schaal een mok van steengoed met twee oren is geschilderd. Aan die twee oren van de mok zag zij dat het gaat om een Spaans stilleven, omdat er warme drank uit gedronken werd en wel chocolademelk. Cacao was een Zuid-Amerikaans product dat alleen in Spanje te krijgen was. Dus dat was voor haar de reden dat dit stilleven als Spaans werk te catalogiseren.
Als laatste bekijken we de overeenkomsten en de verschillen tussen de beide vrouwenfiguren ten voeten uit: Doña Antonia de Ipeñarrieta y Galdós en haar zoon Luis (1634) door Velazquez en Oopjen Coppit (1634), een jonge vrouw die al tot de hoogste kringen in Amsterdam behoorde, door Rembrandt die net twee jaar in Amsterdam werkzaam is. Beide werken hebben pendanten waarop hun echtgenoten staan afgebeeld (Don Diego en Marten Soolmans) en deze vier portretten zijn geschilderd in hetzelfde jaar, waardoor we een mooi tijdsbeeld krijgen van de kleding van de hogere jonge elite in beide naties. De stofuitdrukking en de juwelen laten zien dat Oopjen een vrouw met aanzien was.
Zij draagt met een zekere flair een – uit verschillende tinten zwarte zijden – samengestelde japon en parels op verschillende lichaamsdelen (pols, oren hals) terwijl we ook subtiel de neus van een rijk versierde schoen krijgen te zien. De mogelijk hoger aristocratische Spaanse Doña Antonia oogt een tikje minder frivool/contrastrijk gekleed. Daarbij is de grondslag waarschijnlijk het verschil in cultuur tussen Noord- en Mediterraan-Europa.
Frederike Upmeijer weet alle aanwezigen met een enorme kennis van zaken, in combinatie met een heldere en goede stem, overtuigend te boeien met haar verhaal over Velazquez en Rembrandt. Met haar oog voor details geeft ze anderen inzichten voor het leven mee. Daarbij doel ik op het verhaal dat duidelijk maakte waarom een stilleven van Spaanse makelij was.
In deze samenvatting is het accent gelegd op de ontwikkeling van Velazquez gespiegeld tegen die van Rembrandt. Andere iconen uit de wereld van de Spaanse en Noord-Nederlandse kunstschilders die op de tentoonstelling getoond worden, zijn, op het ene stilleven van Zurbaran na, buiten beschouwing gelaten.
Sorry, het is niet mogelijk om te reageren.